De menselijke figuur opnieuw geïntegreerd
Mijn schilderijen hadden altijd al een poëtische inslag, zeker in het begin van mijn ontwikkeling. Tijdens mijn verblijf in Friesland (1977-1983) kwam het accent meer te liggen op de verwerking van de waargenomen indrukken tot een innerlijk beeld. De sferische ruimte in Friesland stimuleerde me om door middel van fijne arceringen een verstilde, etherische totaliteit op te roepen.
Na enkele pogingen in het begin om ook de menselijke figuur in mijn werk op te nemen verdween deze uit beeld. Het lukte me nadien niet meer om de natuur als open eenheid uit te beelden en tegelijkertijd de mens daarin een plek te geven. Het is immers de moderne mens — ikzelf incluis — die zichzelf buiten de natuur plaatst en als maat van alles ziet en zo de natuurlijke ruimte steeds meer fragmentariseert en rationaliseert.
Er volgde een lange periode waarin waarnemingen in de natuur mijn gevoel voor licht, ruimte en vorm verrijkte, en waarin mijn werk steeds aan kleurenrijkdom en lichtheid won. Wezenlijker nog is dat de idee van afgescheidenheid van mijn eigen wezen ten opzichte van de natuur plaatsmaakte voor een diep vertrouwen in de eenheid van alle leven.
De laatste jaren nam de behoefte aan een meer improviserende, directe manier van schilderen en tekenen toe. Met een serie houtskool-tekeningen doorbrak ik in 2014 de ban. Nu lijkt er een nieuwe fase aan te breken waarin poëzie weer centraal kan staan. En misschien ook weer de menselijke figuur, die hier is opgenomen in de scheppende stroom van natuur en verbeelding.