Kristalbos — Alleebusch 1
De dagboek-fragmenten die ik vanaf eind 2017 onder de noemer ‘Kristalbos’ schreef vormen een geheel. In Kristalbos — Inleiding vind je algemene informatie over dit project.
(Foto boven: Het silhouet van de hoogste nog niet-beklommen bergtop, Gangkhar Puensum in Bhutan, 3 oktober 1991)
12 Februari 2021: Er bestaan uiteenlopende definities van het begrip ‘wildernis’. “Wildernis is niet alleen een verschijningsvorm in het fysieke landschap maar is ook deel van het mentale domein”, schrijft Jori Wolf in zijn onderzoek ‘Wildernis in Nederland, tussen droom en werkelijkheid’. Nederland kent toch geen wildernis? Misschien komt mijn Kristalbos-dagboek wel voort uit een verlangen naar ‘wilde natuur’? Is dit een van de redenen waarom ik vooral de in de natuur verborgen levenskracht wil verbeelden? Oftewel de geestelijke eenheid zoals die zich volledig kan ontvouwen in ‘wilde natuur’, maar die in potentie overal aanwezig is. En is dit niet de bron van waaruit de mens in harmonie met de natuur de wereld kan herscheppen?
Wilde natuur: een nog maagdelijke bergtop
Bhutan, 3 oktober, 1991: Een dag eerder maakte ik in het Bhutanese hooggebergte voor het eerst kennis met een echt oerwoud. Op weg naar het kloosterdorp Phajoding op 3700 m hoogte, hield het smalle voetpad ineens op, om me heen een wirwar van takken en immense bomen behangen met meterslang baardmos. Een troep golden Langurs liet zich met veel kabaal uit de takken vallen. Die nacht sliep ik in een zwartgeblakerde keuken tussen muizen en een ezel. Bij de eerste stralen van de zon klim ik naar een pashoogte in de hoop een blik te kunnen werpen op een van de vijf Himalaya-bergtoppen waar de moedergodinnen huizen, mount Chomolhari. Terwijl Phajoding zich nog in diepe schaduw hult explodeert de zon en begint de wolkenzee die het dal van Thimphu bedekt te kolken. Terwijl ik omhoog klim stijgen ook de wolken in de diepte. Op het moment dat ik in verwondering stilsta voor de wit-stralende koepel van Mount Chomolhari aan de noordelijke horizon halen overal om me heen de wolken me in en wordt het kouder…
In 1937 werd bij de eerste en tevens laatste beklimming vanaf Bhutanees grondgebied een boeddhabeeld op de top van deze sacrale berg geplaatst. Sinds het in 1993 in Bhutan verboden werd om bergen boven de 6000 m uit respect voor hun sacrale betekenis te beklimmen, is de heilige berg nadien alleen nog enkele keren via de als zeer moeilijk bekend staande Chinees-Tibetaanse kant beklommen. Tijdens die bergtocht fotografeerde ik bij zonsopkomst een bergmassief aan de noord-oostelijke horizon, dat ik nadien identificeerde als de Gangkhar Puensum (7570 m). Onlangs las ik dat dit de hoogste, nog maagdelijke bergtop ter wereld is. De reis die ik door Bhutan maakte inspireerde me om op zoek te gaan naar het sacrale landschap in mijn eigen omgeving…
Vergeten natuurtempel
Laten we terugkeren naar het Kristalbos. Als ik ga wandelen kies ik er soms voor de Rode Beek te volgen naar het westen, en soms naar het oosten, waar het Alleebusch vele jaren het einddoel van mijn tochten was; een plek waar je tussen de eiken in de oostrand van het bos uitkijkt over golvende korenvelden en waar de stilte net iets dieper klinkt dan elders.
Het is alweer negentien jaren geleden dat ik een eerste plattegrond van het Alleebusch maakte. Daarop tekende ik ook een eik met zeven stammen, die daar waar het pad het bos verlaat richting Gillrath en Panneschopp, achter een veldkapel staat. Bijna bij elke wandeling naar het Alleebusch bezocht ik deze eik. Inmiddels heeft hij nog maar drie hoofdstammen, de andere vier zijn helaas afgezaagd. Het lijkt erop dat deze stammen uit een veel oudere stronk zijn gegroeid. Lidy ‘zag’ hier in 2003 het herinneringsbeeld van een kring van negen bomen die hier ooit een natuurtempel vormden. Tevens heb ik de twee IJzertijd-nederzettingen ingetekend die ik in het boek ‘Archeologie im Kreis Heinsberg’ van W. Pieper vond, en twee U-vormige omwallingen (cultusplekken?) die ik ter plekke onderzocht.
Het Alleebusch bevindt zich op een zanderige verheffing die in het noorden en noordoosten begrensd wordt door het dal van de Rodebach, en in het westen door de gekanaliseerde Krümmelbach. Het bos ontleent zijn naam aan de Alleegraaf, een oude aarden wal en gracht, die vanaf de Rodebach in zuidelijke richting door Alleebusch en Teverenerheide loopt. Net als bij de andere kristalbos-locaties is de omgeving van de nog enigszins gave oostrand verstoord, in het zuiden door de brede betonnen landingsstrip en militair terrein van de Awacs, in het westen door een voormalige groeve en gronddepot met warrige, jonge bosaanplant.
Oermoederlandschap
Toen ik eens de hoogtelijnen bestudeerde die gevormd werden door de Geleenbeek en de Rode Beek ontdekte ik een vorm die met enige fantasie doet denken aan een vruchtbaarheidsgodin, met het Doenradeplateau als buik, Gangelt (eerste latijnse school in deze streek) als hoofd, en als achterkant de natuurgebieden die het onderbewuste aspect van het landschap vertegenwoordigen: het Rode Beekdal, de Schinveldse Bossen, de Brunssummerheide, en de Teverenerheide (waarvan het Alleebusch deel uitmaakt). Sinds 2021 zijn deze door mijnbouw en industrialisatie van elkaar gescheiden gebieden onder de noemer ‘Heidenatuurpark’ via ecologische verbindingen weer met elkaar verbonden.
Dit gebied werd in de Late-Middeleeuwen waarschijnlijk als ‘gemene heide’ omkaderd door de Alleegraaf en de landgraaf. De Alleegraaf werd in 1596 na de Gulikse landsdag in Hambach hersteld, maar zijn oudere oorsprong is onbekend. Het 27 km lange landmark van de Landgraaf, dat parallel loopt aan de Rode Beek, scheidt na honderden jaren nog steeds het vruchtbare cultuurgebied in het westen van het onvruchtbare land in het oosten, en verbindt het hoogste punt in het zuiden, de Heksenberg, met het laagste punt in het noorden, het Leiffenderven.
Lokaliseren van de Alleebusch-driehoek
24 April 2018: Deze keer fiets ik in de vroege morgen naar het nog kille Alleebusch om daar het beeld van de vrouwelijke driehoek eindelijk compleet te maken. De Zwarte-plek vond ik al enkele jaren geleden bij de zeven-stam-eik achter het kapelletje.
Als ik me instel op de Rode-plek wijst de wichelroede naar een strookje bos dat is uitgespaard in het akkerland. Het roept de vraag op waarom deze strook met eiken nooit is omgeploegd. In 2003 vond ik hier ook al een grote driehoekige, zwarte kei. Als ik op de Rode-plek aankom valt mijn oog op een grote driehoekige kei (voor de foto plaats ik hem rechtop), en een kleinere driehoekige steen, beide roodbruin.
Ik doorkruis het bos vervolgens van noord naar zuid, terwijl ik een eik nader die me al van ver opvalt, en die ik herken als een slangenlijnboom. Wat een verschijning!
Groene stroom
Verderop langs dit spoor wordt mijn aandacht getrokken door enkele hulstboompjes en een enorme hoeveelheid jonge eikenscheuten. Ik tel er tachtig. Als ik mijn ogen sluit voel ik me opgenomen in een zachtgroene stroom, die ik hier al eerder als Groene-stroomplek aanduidde. Deze plek associeer ik met het beeld van een eindeloos bloemenveld en de onophoudelijk en overvloedig scheppende energie van de natuur. Hopelijk ook het toekomstbeeld van dit bos.
Ik zie, enigszins afgezonderd van de andere bomen, ook een schuin gegroeide eik op een plek met opvallend weinig ondergroei en een omwalde kuil. Ik vermoed hier, midden in de vrouwelijke driehoek, een yang-plek en… de Plek van verbinding. Maar deze keer houd ik het bij mijn vermoeden. Ik besef dat het levens-energetisch beeld dat ik als concept kan bevatten maar een fractie is van een onnoembare en onmeetbare realiteit. Het opgaan in de vredige ruimte die de markante eiken hier hebben gecreëerd is meer dan voldoende.